23-06-2010
In Nederland wordt aangeraden om qua beweging te voldoen aan de combinorm. Deze bestaat uit de Nederlandse norm gezond bewegen (NNGB) en de fitnorm. Deze norm wordt eveneens gehanteerd door het RIVM en TNO. Ook een combinatie van de NNGB en Fitnorm wordt daaronder berekend. Een voorbeeld hiervan is dat een persoon 3 dagen minimaal 20 minuten intensief beweegt en bv nog 10 minuten lekker wandeld of fietst op die dagen en daarnaast nog 2 dagen ten minste 30 minuten recreatief beweegt. Volgens het RIVM bevorderd een actieve leefstijl de kwaliteit van leven en kent diverse gezondheidsvoordelen. Een daarvan is dat regelmatig voldoende beweging het risico op het ontstaan van onder andere overgewicht, hoge bloeddruk, coronair hartziekten, diabetes mellitus type 2 en botontkalking verlaagt. Recenter onderzoek wijst uit dat door middel van regelmatige fysieke inspanning ziekten zoals overgewicht, hoge bloeddruk, coronaire hartziekten, diabetes millitus type 2, borst- en dikke darmkanker, botontkalking, beroerte, angst en depressie zelf voorkomen konden worden.
Situatie Nederland
Jaar | Inactief | NNGB | Fitnorm | Combinorm |
2000 | 9,2 | 44,2 | 18,8 | 52,1 |
2001 | 8,7 | 43,6 | 19,4 | 51,4 |
2002 | 8,9 | 44,1 | 20,1 | 52,1 |
2003 | 8,5 | 47,4 | 21,2 | 55,1 |
2004 | 8,2 | 50,7 | 23,9 | 59,6 |
2005 | 5,8 | 56,1 | 22,4 | 63,1 |
2006 | 5,3 | 59,5 | 20,0 | 67,1 |
2007 | 5,2 | 58,7 | 16,3 | 64,0 |
Figuur : percentage volwassen Nederlanders die inactief zijn en die voldoen aan de Nederlandse beweegnormen
De aanbevelingen van de Combinorm vinden zijn wortels in het advies van ACSM (American Colledge of Sports & Medicine, de bakermat van wetenschappelijk onderzoek op gebied van sport en gezondheid. Naar aanleiding van de terugkerende inactiviteit bij de bevolking en de toenemende (chronische) ziekten is in 2003 het besluit gekomen om de eerder gedane aanbevelingen te herzien, eventueel bij te stellen en specifieker te maken. In het onderzoek naar een eventuele nieuwe aanbeveling werd gebruik gemaakt van relevante fysiologische, epidemiologische en klinische wetenschappelijke gegevens, primaire onderzoeksartikelen en recensies die verschenen zijn sinds de oorspronkelijke aanbevelingen die werden gedaan in 1995. Dit onderzoek is gedaan door een panel die vertegenwoordigd wordt door verschillende artsen, epidemiologen, oefening wetenschappers, en specialisten van de volksgezondheid. Dit panel heeft nog tot 2006 uitgebreide zoekacties uitgevoerd naar literatuur over lichamelijke activiteit en gezondheid.
Herziene aanbevelingen
De aanbevelingen die hierna tot stand zijn gekomen zijn dat personen tussen de 18 en 65 jaar minimaal 5 maal per week 30 minuten per keer aan fysieke activiteit doen op een matige intensiteit en/of men dient 3 dagen per wek minimaal 20 minuten aan krachtige intensieve training te doen en hierop aanvullend geeft het ASCM aan dat er spierversterkende activiteiten dienen plaats te vinden. Aanbevolen wordt 2 niet achtereenvolgende dagen in de week, 6-8 oefeningen per dag, de grote spiergroepen trainen. Tijdens deze oefeningen moet een weerstand of gewicht gebruikt worden waarmee tijdens 8 tot 12 herhalingen een bewuste vermoeidheid optreed inde spieren. Onder spierversterkende activiteiten vallen onder andere een gewichttrainingsprogramma, gewichtdragende gymnastiek en soortgelijke weerstand oefeningen waarmee de grote spiergroepen gebruikt worden.
Deelname aan aerobe en spierversterkende oefeningen zoals f boven de aanbevolen richtlijnen levert bijkomende voordelen voor de gezondheid en leidt tot hogere niveaus van fysieke conditie.
Om bij volwassenen een ongezonde gewichtstoename te voorkomen of te verhelpen moeten minimaal de richtlijnen gehanteerd worden. Dit neemt niet weg dat de richtlijnen voor bepaalde mensen hoger zullen zijn, doordat de energie inname hoger is dan dat men verbruikt met de richtlijnen van de combinorm.
Nadelen van gebrek aan spiertraining
Spiertraining zou dus eigenlijk toegevoegd moeten worden aan de huidige combinorm die in Nederland wordt gehanteerd. Volgens Dr. Luc J.C. van Loon is een goede gezondheid noodzakelijk om als oudere onafhankelijk te zijn en een actief sociaal en maatschappelijk leven te kunnen blijven leiden. Deze kan bedreigd worden door het progressieve verlies van spiermassa dat normaliter gepaard gaat met veroudering. Als twintiger bestaat nog ruim 50% van ons lichaamsgewicht uit spieren, maar dit neemt met het klimmen van de leeftijd af tot zo`n 25% wanneer we een leeftijd van 75-80 jaar bereiken. Dit verlies wordt veelal vergezeld door een vergelijkbare stijging van de hoeveelheid lichaamsvet. En daarmee is het niet verrassend dat het verlies van spiermassa tevens leidt tot een verhoogd risico op het ontwikkelen van chronisch metabole ziekten zoals obesitas en type 2 diabetes. Het verlies van spiermassa leidt tot een daling van de spierkracht en een verminderde spierfunctie. Hierdoor neemt de dagelijkse fysieke activiteit noodgedwongen verder af en zorgt daarmee voor een nog sterkere afname van spiermassa en functie. Het spreekt voor zich dat het voorkomen van verlies van spiermassa en spierkracht een belangrijke voorwaarde is om gezond ouder te worden.
Resultaat van spiertraining
Overgewicht kan leiden tot onder andere obesitas, hart- en vaatziekten en diabetes type 2. Doordat veel ziekten ontstaan door overgewicht is het van belang om het gewicht onder controle te houden.
Volgens veel wetenschappelijk onderzoek is krachttraining onmisbaar in een succesvol programma. Krachttraining helpt niet alleen om een negatieve energiebalans te creëren, het zorgt ook voor behoud van spiermassa tijdens het afvallen. Daardoor blijft je energieverbruik optimaal en blijk je afvallen. Door spiermassa op te bouwen val je nog sneller af en is het makkelijker om na het afvallen op gewicht te blijven. Doordat het overgewicht minder zal worden neemt ook de kans op hart- en vaatziekten af. Aangezien vet langzame energie is en je lichaam vooral vet verbruikt in rust, is je ruststofwisseling een belangrijke factor als je wilt afvallen. De hoogte van je ruststofwisseling bepaalt voor 60 tot 75% je dagelijkse energieverbruik. Een belangrijke factor die de hoogte van je russtofwisseling bepaalt, is je spiermassa. Je spiermassa bepaalt voor 22% de hoogte van je russtofwisseling. Als je spiermassa verliest, gaat je ruststofwisseling omlaag en verliest je lichaam een deel van zijn vetverbrandende capaciteit. Het is daarom voor het slagen van een afslankprogramma van groot belang dat je geen spiermassa verliest tijdens het afvallen. Verlies van spiermassa betekent een lagere ruststofwisseling, een lager vet verbruik, meer moeite om af te vallen en meer moeite om na het afvallen op gewicht te blijven.
Spiertraining volgens WHO
De WHO geeft nog een aantal andere redenen waardoor spierkracht belangrijk is voor de algehele gezondheid. Ten eerste zeggen ze dat de skeletspieren een uitermate belangrijke rol spelen in het metabolisme van ons lichaam. Omdat de massa van de skeletspier veruit het grootste is. Zorgt het voor de activering van glucose en vetzuren ( opslag in glycogeen ene triglyseriden). Bovendien spelen ze een overheersende rol in de oxidatie van deze substraten. Daarnaast geven ze aan dat het vaatbed van de skeletspieren is niet alleen zeer groot, maar de perifere weerstand die de bloedstroom ondervindt, wordt door dit vaatbed bepaald. De capaciteit van dit vaatbed (het aantal capillairen) kan door training c.q. onttraining gemakkelijk met factor 2 – 3 toenemen, of tot de helft of meer afnemen. Dit betekent, dat de perifere weerstand en dus de bloeddruk toeneemt.
Schoenau et al. hebben in 2005 een theorie gepubliceerd over de relatie tussen spierkracht en botsterkte. Hun theorie is gebaseerd op de mechanostattheorie van Frost. Volgens deze theorie wordt de sterkte van het bot aangepast aan de belasting door middel van negatieve feedback. Bij een belasting van het bot die boven een zogenaamd ` set point` uitkomt wordt de botsterkte net zo lang verhoogd tot de belasting weer onder de waarde van het ` set point` komt. Een van de factoren die voor een verhoogde belasting van het bot kan zorgen, is een verhoogde spierkracht. Verhoogde spierkracht zou dus een stimulus zijn voor het verhogen van de botsterkte. Schoenau et al. onderbouwen dit met experimentele data, die een duidelijke relatie aantonen tussen bone mineral content (BMC) of bone strenght index (BSI) en de dwarsdoorsnede van spieren.
Kortom, de afwezigheid van de “spiernorm” in de combinorm is een onvolledigheid in de huidige Combinorm en het “gezond bewegen” advies vanuit het NISB. Burgers zouden volledig geadviseerd moeten worden over het internationale model. EFAA wil hiermee een pleidooi houden voor het toevoegen van de “spiernorm” bij de Combinorm.
EFAA heeft hier zelf al een model voor ontwikkeld, genaamd het ziekte preventie beweeg model, wat op 18 september tijdens het Bewegen is Medicijn congrs gepresenteerd wordt.
Vragen;
John van Heel EFAA j.vanheel@efaa.nl 06-53623485
Je bent hier:
Over ons