23-03-2024
Van voedingsvet naar opgeslagen vet?
Het proces van voedingsvet omzetten naar lichaamsvet en energie begint bij de spijsvertering. Wanneer je vetrijk voedsel consumeert, start de omzetting in je spijsverteringsstelsel. Omdat vetten waterafstotend zijn, moeten ze eerst worden opgebroken voordat je lichaam ze kan absorberen. Dit gebeurt in je maag en darmen met hulp van galzouten uit je lever en lipasen, de vet-afbreek-enzymen uit je alvleesklier. Deze teaminspanning breekt grote vetmoleculen af tot vetzuren en glycerol (die een onderdeel is van triglyceriden, die op hun beurt weer een type vet zijn). Glycerol fungeert als bouwsteen voor vetten en heeft verschillende functies, waaronder het dienen als energiebron en het helpen bij de opname van bepaalde vitaminen.
Vervolgens worden vetzuren en glycerol door de dunne darm opgenomen en verpakt in chylomicronen. Deze eiwit-omhulde pakketjes transporteren de vetzuren veilig via het lymfestelsel naar je bloedbaan. De centrale rol van de lever komt vervolgens in beeld. De lever wacht geduldig op de aankomst van vetzuren en glycerol. Hier heeft de lever diverse opties: het kan deze vetzuren direct benutten voor energie, omzetten in triglyceriden voor latere opslag, of transformeren in essentiële moleculen die het lichaam nodig heeft.
De lever is vanuit daar verantwoordelijk voor de productie van VLDL (Very Low-Density Lipoprotein), complexen van lipiden (vetten) en eiwitten die als belangrijke functie hebben om met name triglyceriden (samen met cholesterol en eiwitten) van de lever naar de rest van het lichaam te transporteren. Naarmate VLDL zijn lading verliest, transformeert het in LDL, bekend als 'slecht' cholesterol. LDL kan bijdragen aan de opbouw van plaque in de slagaders, wat het risico op hartziekten en beroertes verhoogt.
De lever produceert VLDL als een manier om het overtollige triglyceriden, die zijn gevormd uit koolhydraten of vetten die je hebt gegeten maar niet onmiddellijk nodig zijn voor energie, te transporteren naar vetcellen voor opslag.
Na hun reis door het lichaam worden vetzuren en glycerol uiteindelijk dus gebruikt voor energie of opgeslagen als vet. Er zijn twee hoofdtypen vetopslag:
In een notendop, het verwerken van voedingsvet tot lichaamsvet is een ingewikkeld ballet van biochemische processen, met de lever in de hoofdrol als de dirigent die ervoor zorgt dat elke noot perfect wordt gespeeld. Een gezonde lever is dus essentieel voor een efficiënt vetmetabolisme en je algehele gezondheid.
Verdeling als onderhuids- of visceraal vet en energie?
De hoeveelheid voedingsvet die wordt opgeslagen als onderhuids vet, visceraal vet, of gebruikt wordt als energiebron, varieert sterk tussen individuen en is afhankelijk van meerdere factoren, zoals de totale calorie-inname, het type en de hoeveelheid geconsumeerd vet, de algehele samenstelling van het voedingspatroon, lichamelijke activiteit, genetische samenstelling en metabole gezondheid. Er is geen eenduidig percentage dat aangeeft hoe voedingsvetten worden verdeeld tussen deze bestemmingen voor iedereen, omdat dit proces zeer individueel is. Een aanzienlijk deel van het geconsumeerde vet wordt door het lichaam gebruikt als energiebron. De mate waarin dit gebeurt, hangt af van de dagelijkse energiebehoefte van het lichaam en de mate en intensiteit van de lichamelijke activiteit. Als je langdurig aeroob (zuurstofrijk) actief bent, zal een groot deel van het ingenomen vet worden gebruikt om aan deze energiebehoefte te voldoen. De meeste overtollige vetten worden over het algemeen echter opgeslagen als onderhuids vet. Dit is de vetlaag direct onder de huid die helpt bij isolatie en dient als energiereserve. Onderhuids vet maakt het grootste deel uit van de vetopslag in het lichaam, maar de exacte verhouding van opslag kan variëren afhankelijk van bovengenoemde factoren.
Een kleiner deel van vetten kan worden opgeslagen als visceraal vet rond de organen. Hoewel noodzakelijk voor sommige lichaamsfuncties, kan een te hoge hoeveelheid visceraal vet gezondheidsrisico's met zich meebrengen, zoals hart- en vaatziekten en type 2 diabetes. De hoeveelheid voedingsvet die als visceraal vet wordt opgeslagen, is ook afhankelijk van individuele levensstijl- en genetische factoren. Over het algemeen wordt de verdeling tussen deze opslagplaatsen en energiegebruik beïnvloed door de energiebalans van het lichaam (calorie-inname versus calorieverbruik), de macronutriëntenverhouding van de voeding, en de insulinegevoeligheid van het individu. Als de calorie-inname hoger is dan het verbruik, is de kans natuurlijk groter dat voedingsvet wordt opgeslagen dan gebruikt voor energie, maar de kwaliteit van de voeding speelt hierin ook een belangrijke rol.
Hoeveel gaat naar onderhuids vet en onder welke invloeden?
Hoewel een calorieoverschot de hoofdoorzaak is van vetopslag, kan de samenstelling van de voeding ook invloed hebben. Diëten met een hoog gehalte aan enkelvoudige suikers en verzadigde vetten kunnen bijvoorbeeld leiden tot een verhoogde vetopslag in vergelijking met diëten rijk aan complexe koolhydraten en onverzadigde vetten. Insuline speelt, zoals al toegelicht, een cruciale rol bij de opslag van vet. Hoge bloedsuikerspiegels leiden tot een verhoogde insulineafgifte, wat de omzetting van glucose in vetten bevordert.
Stress heeft ook een behoorlijke invloed op ons vetpercentage. Cortisol kan de eetlust verhogen door zijn invloed op de hypothalamus, het deel van de hersenen dat honger en verzadiging reguleert. Dit kan leiden tot een verhoogde inname van voedsel, vooral van voedsel dat rijk is aan vet en suiker, omdat deze voedingsmiddelen de hersenen kunnen helpen om "goed" te voelen door de afgifte van bepaalde neurotransmitters zoals dopamine. Dit mechanisme was evolutionair voordelig tijdens perioden van stress, zoals voedselschaarste, maar in de huidige tijd van overvloedig voedselaanbod kan het leiden tot overconsumptie en gewichtstoename. Cortisol beïnvloedt ook hoe je lichaam brandstoffen metaboliseert. Het stimuleert gluconeogenese, het proces waarbij je lever glucose produceert uit aminozuren, de bouwstenen van onze spieren. Dit verhoogt de bloedglucosespiegel dan weer, wat kan leiden tot een verhoogde insulineafgifte en uiteindelijk tot insulineresistentie bij chronisch hoge niveaus. Insulineresistentie bevordert vetopslag in het lichaam.
Wat bevordert de opslag van onderhuids vet?
Insuline speelt ook een sleutelrol in het metabolisme van koolhydraten en vetten. Wanneer cellen minder gevoelig worden voor insuline, kan dit leiden tot hogere bloedsuikerniveaus en vetopslag, vooral rond de buik. Mensen met een verminderde insulinegevoeligheid of insulineresistentie kunnen hierdoor een verhoogde opslag van onderhuids vet ervaren. Gebrek aan lichaamsbeweging draagt natuurlijk ook bij aan een verminderd calorieverbruik, wat kan leiden tot een calorieoverschot en daardoor tot een verhoogde vetopslag onder de huid. Zoals al omschreven kunnen hormonen zoals cortisol (het stresshormoon), maar ook geslachtshormonen (zoals oestrogeen en testosteron), en schildklierhormonen ook invloed hebben op de vetstofwisseling en de opslag van vet in de onderhuid beïnvloeden.
Daarnaast kan ook je genetische samenstelling mede bepalen waar en hoe gemakkelijk je lichaam vet opslaat. Sommige mensen zijn genetisch meer geneigd om vet in de onderhuid op te slaan dan anderen. Als laatste, naarmate we ouder worden, vertraagt het metabolisme, wat kan leiden tot een gemakkelijkere vetopslag. Vrouwen hebben van nature een hoger percentage lichaamsvet dan mannen en slaan meer vet op in de onderhuid, vooral rond de heupen en dijen, vanwege hormonale verschillen en de voorbereiding van het lichaam op zwangerschap.
Het beheren van deze factoren door een gebalanceerd voedingspatroon, regelmatige lichaamsbeweging, goede slaapgewoonten, en stressmanagement kan dus zeker helpen bij het reguleren van de opslag van onderhuids vet.
Wat bevordert de opslag van visceraal vet?
Visceraal vet wordt geassocieerd met hogere gezondheidsrisico's, zoals hartziekten, type 2 diabetes, en insulineresistentie. De opslag van vet in het visceraal vetweefsel, het vet dat zich rond de organen in de buikholte bevindt, wordt beïnvloed door verschillende factoren die enigszins verschillen van die voor onderhuids vet. Net als bij onderhuids vet, leidt een algemeen calorieoverschot tot visceraal vetopslag. Echter, diëten rijk aan transvetten en enkelvoudige suikers (vooral fructose zonder vezels) zijn ook specifiek gelinkt aan een verhoogde opslag van visceraal vet. Mensen met insulineresistentie hebben ook een verhoogd risico op het opslaan van vet rond hun organen.
Ook leidt langdurige blootstelling aan hoge niveaus van cortisol, het stresshormoon, tot opslag van visceraal vet. Cortisol kan de slaapcyclus beïnvloeden, wat leidt tot slaapstoornissen. Slechte slaap is gekoppeld aan gewichtstoename door verschillende mechanismen, waaronder veranderingen in hongerhormonen (ghreline en leptine die honger en verzadiging reguleren), verminderde wilskracht, overeten en een lagere motivatie om in beweging te komen.
Verder is overmatige alcoholinname direct gelinkt aan een toename in visceraal vet. Alcohol levert niet alleen lege calorieën die kunnen bijdragen aan een calorieoverschot, maar kan ook het metabolisme beïnvloeden en de vetopslag rond de organen verhogen. Wanneer je alcohol drinkt, geeft je lichaam namelijk voorrang aan het metaboliseren van alcohol boven andere macronutriënten, omdat het alcohol ziet als een toxine dat moet worden verwijderd. Dit betekent dat de verbranding van vetten en koolhydraten wordt vertraagd en meer kans heeft om als vet te worden opgeslagen, vooral omdat de lever bezig is met het afbreken van alcohol. Langdurige alcoholconsumptie kan bovendien leiden tot leververvetting, een aandoening waarbij vet zich ophoopt in de levercellen. Dit belemmert de normale werking van de lever, waaronder het vermogen om vetten en suikers effectief te metaboliseren, wat kan bijdragen aan verhoogde vetopslag in het lichaam. Alcohol kan ook de gevoeligheid voor insuline verminderen, waardoor het risico op insulineresistentie toeneemt. Als laatste kan de alcoholconsumptie de balans van verschillende hormonen die betrokken zijn bij honger- en verzadigingsgevoelens, zoals ghreline en leptine, verstoren. Dit kan leiden tot een verhoogde voedselinname, toename van visceraal vet en bijdragen aan gewichtstoename.
En natuurlijk draagt ook een zittende levensstijl bij aan de opbouw van visceraal vet omdat het de calorieën die als vet opgeslagen kunnen worden verhoogt en tegelijkertijd de effectiviteit van insuline vermindert.
Ook bij de opslag van visceraal vet spelen genetische predisposities een rol in hoe en waar je lichaam vet opslaat. Mannen en postmenopauzale vrouwen hebben de neiging om meer visceraal vet op te slaan. Dit wordt deels toegeschreven aan veranderingen in hormoonniveaus.
Het beheersen van deze factoren kan helpen de opslag van visceraal vet te beperken. Dit omvat het handhaven van een gezonde, gebalanceerde voeding, regelmatige lichaamsbeweging, het beperken van alcoholconsumptie, het managen van stress, en het zorgen voor voldoende slaap.
De belangrijkste afwijkingen tussen de invloeden van de opslag van visceraal vet en onderhuids vet zijn:
Deze factoren tonen aan dat, hoewel alcohol een belangrijk en duidelijk onderscheidend effect heeft, er meerdere significante verschillen zijn die de verdeling van voedingsvet in het lichaam beïnvloeden. Het begrijpen van deze verschillen kan helpen bij het richten op specifieke levensstijlaanpassingen om gezondheidsrisico's geassocieerd met zowel visceraal als onderhuids vet te minimaliseren.
Overall is het natuurlijk belangrijk om aandacht te hebben voor alle preventieve maatregelen, die bij kunnen dragen aan het beperken van welk ongezond overmatig lichaamsvet dan ook.
Je bent hier:
Over ons